Ouderlijk gezag

Elke ouder oefent in principe het ouderlijk gezag uit over zijn minderjarige kinderen. Dit betekent dat hij zowel beslissingen over de persoon als over de goederen van het kind kan nemen.



Het beheer van de goederen van de minderjarige is in de praktijk meestal beperkt tot het beheer van zijn spaargeld. Toch kunnen kinderen via een erfenis of schenking over een aanzienlijk kapitaal beschikken. De ouders moeten bij de meerderjarigheid van het kind verantwoording afleggen over hun beheer.

Gezamelijke uitoefening als regel

De gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag (ook wel 'gezagsco-ouderschap genoemd) is de regel. Dit houdt in dat de ouders gezamenlijk het recht van bewaring, het recht van zorg en het beslissingsrecht inzake fundamentele opties en het opvoedingsrecht uitoefenen. Courante beslissingen i.v.m. de dagelijkse zorgen die de kinderen behoeven, kunnen door iedere ouder apart genomen worden.

Belangrijke beslissigen daarentegen (bv. schoolkeuze, keuze van religie,..), moeten door beide ouders samen genomen worden. Ook blijven de ouders gezamenlijk de goederen van hun kinderen beheren en gezamenlijk optreden als de vertegenwoordigers van hun kinderen.

Exclusieve uitoefening als uitzondering

Wanneer slechts één ouder het ouderlijk gezag uitoefent, spreekt men van de “exclusieve uitoefening van het ouderlijk gezag”. In de praktijk komt dit zelden voor. Dit is bijvoorbeeld mogelijk wanneer één ouder zich in mentale toestand bevindt waarin hij niet in staat is beslissingen te nemen (bv. psychische problemen, een verslavingsproblematiek,..).

Het feit dat een ouder vaak of zelfs permanent in het buitenland verblijft, is op zich geen reden om over te stappen naar een exclusief ouderlijk gezag. Door de moderne communicatiemiddelen blijft overleg immers nog steeds mogelijk. De ouder die het ouderlijk gezag niet uitoefent, heeft wel het recht om persoonlijke contacten te hebben met zijn kind. Dit kan hem enkel om bijzonder ernstige redenen worden geweigerd. 

Share by: